Aan het begin van de zwangerschap wordt er bloedonderzoek bij u gedaan. Dit onderzoek wordt gedaan om ziekten bij de baby te voorkomen. Uw verloskundige geeft u formulieren mee waarmee u bloed kunt laten prikken op het afnamelaboratorium. De uitslag van het bloedonderzoek krijgt u de eerstvolgende controle van uw verloskundige te horen.

Uw bloed wordt onderzocht op het volgende:

Bloedgroep.

Het is van belang om te weten welke bloedgroep u heeft mocht u onverhoopt een bloedtransfusie nodig hebben. U kunt bloedgroep A, B, AB of O hebben.

Rhesusfactor.

U bent of rhesuspositief of rhesusnegatief. Het meerendeel van de vrouwen is rhesuspositief (84%) en een klein deel is resusnegatief (16%). Indien u rhesuspositief bent heeft dit voor de zwangerschap geen consequenties. Indien u rhesusnegatief bent heeft dit in de zwangerschap extra aandacht nodig. Uw verloskundige zal u hier dan over informeren.

Lues (syfilis).

Lues is een seksueel overdraagbare aandoening die iemand kan oplopen door onveilig te vrijen. In het begin van de zwangerschap wordt de baby door de moederkoek beschermt tegen deze ziekte. Later in de zwangerschap loopt ook uw baby risico om besmet te worden. Mocht u besmet zijn met deze ziekte dan is het belangrijk om dit vroeg in de zwangerschap te weten, zodat u behandelt kunt worden met antibiotica.

HIV.

HIV is het virus dat AIDS kan veroorzaken. HIV kunt u oplopen door onveilig te vrijen of door bloedcontact met iemand die HIV besmet is. Indien u met HIV besmet bent kunt u dit virus tijdens de zwangerschap of tijdens de bevalling overdragen aan uw baby. Dit kan worden voorkomen door het nemen van speciale maatregelen tijdens de zwangerschap en de bevalling. Daarom is het zinvol om aan het begin van de zwangerschap een HIV-test te doen. Als de HIV test positief is, bent u drager van het virus. In dat geval wordt u verwezen naar een gespecialiseerd HIV-centrum.

Hepatitis B.

Hepatitis B is een infectieziekte waarbij de lever geïnfecteerd is. Deze infectie kunt u oplopen door seksueel contact of door bloedcontact. Na infectie kunt u hier ziek van worden, maar bij sommige mensen verloopt de ziekte onopgemerkt. Een deel van de geïnfecteerde mensen blijft deze ziekte bij zich dragen. Deze mensen worden virusdragers genoemd en kunnen anderen besmetten. Indien u virusdrager bent kunt u de baby tijdens de bevalling besmetten. Hiervoor zijn speciale maatregelen nodig.

Irregulaire antistoffen.

Uw bloed wordt gescreend op antistoffen tegen andere bloedgroepen. U kunt deze antistoffen hebben wanneer u ooit een bloedtransfusie heeft gehad. Deze antistoffen zouden via de moederkoek bij de baby kunnen komen en kunnen daar het bloed van de baby afbreken. Wanneer dit het geval is zal de gynaecoloog onderzoeken om welke antistoffen het gaat en of er speciale maatregelen nodig zijn.

Glucose.

Uw bloedsuiker wordt geprikt om te controleren of ugeen (zwangerschaps)diabetes hebt. Wanneer dit het geval blijkt te zijn krijgt u óf dieetadviezen of uw zwangerschap zal worden begeleid door de gynaecoloog.

Hb.

De hoogte van het hemoglobinegehalte (hb) in het bloed wordt onderzocht. Dit noemen we ook wel het ‘ijzer’. Hiermee kan worden vastgesteld of u bloedarmoede heeft. Dit is gemakkelijk te behandelen en niet schadelijk voor uzelf of uw baby.