Uw verloskundige is alleen bevoegd om een normale zwangerschap en bevalling te begeleiden. Zij is er voor opgeleid om te onderscheiden wanneer iets nog “normaal “ is, of wanneer er een verhoogd risico ontstaat en complicaties zich (zouden kunnen) voordoen. Dit noemen wij risicoselectie.

Een medische indicatie ontstaat indien:

  • U een verhoogd risico heeft,
  • Er complicaties optreden.

Hiervoor wordt u verwezen naar de gynaecoloog. Soms is er alleen overleg met de gynaecoloog nodig (consult) en worden er wat extra onderzoeken gedaan. Als alles normaal blijkt wordt u weer terugverwezen naar uw verloskundige. Soms is het ook nodig dat de gynaecoloog u verder begeleidt. Tijdens de zwangerschap blijft u dan onder controle in het ziekenhuis. Tevens moet u daar ook bevallen (klinische bevalling).

Zwangerschap.

De meest voorkomende verwijzingen in de zwangerschap zijn:

  • Een te hoge bloeddruk.
  • Afwijkende groei van uw kindje
  • Een stuitligging bij 36 weken.
  • Een belaste ziekte voorgeschiedenis, medische problemen.
  • Problemen tijdens een eerdere zwangerschap of bevalling.
  • Minder leven voelen, vermindering van kindsbewegingen.

Bevalling.

De meest voorkomende verwijzingen tijdens de bevalling zijn:

  • Meconiumhoudend vruchtwater: uw kindje heeft in het vruchtwater gepoept.
  • Een te trage ontsluitingsfase, het openen van uw baarmoedermond duurt te lang. Dit heet een niet vorderende ontsluiting (NVO).
  • Het persen duurt te lang. Dit wordt ook het niet vorderen van de uitdrijving genoemd (NVU).
  • De harttonen van uw kindje zijn niet optimaal.
  • Uverliest na de geboorte teveel bloed. Dit heet fluxus.

In het ziekenhuis.

In het ziekenhuis heeft u vaak te maken met gynaecologen, artsen die in opleiding zijn voor gynaecoloog, arts-assistenten, co-assistenten en verpleegkundigen. Belangrijk is dat u, ook al bent u “medisch“ geworden, praat over uw persoonlijke wensen en verwachtingen ten aanzien van uw zwangerschap en bevalling. Ook al zal niet altijd alles mogelijk zijn, spreek u wel uit!